home | diensten | verwijzers | over MCC | weblog | contact

rensmesters

counselling&coaching


Faalangst in de klas? Doen wat werkt: 5 tips voor docenten & ouders

School is een van de plaatsen waar faalangst het meest tot uiting komt. Als leerkracht, maar natuurlijk ook als ouder, kan het een grote uitdaging zijn om hier goed mee om te gaan. In de omgang met faalangst zijn er een aantal dingen die u als docent of ouder kunt doen. Ik zet een aantal tips voor u op een rij. De tips zijn gericht op de situatie in de klas, maar

kunnen natuurlijk ook thuis toegepast worden.

Allereerst is het belangrijk om te weten dat veel kinderen in meer of mindere mate last hebben van faalangst. Het wordt pas echt belemmerend als het kind aangeeft hier veel last van te hebben, of als u als leerkracht/ouder ziet dat het kind belemmerd wordt in
zijn ontwikkeling. In dit geval is het belangrijk om hulp te bieden.
Maar wat kunt u doen als docent/ouder? Allereerst een gouden regel:
Fouten maken mag. Niemand is perfect. Houd te allen tijde vast aan deze regel. Straal het uit en handel ernaar. Daarnaast de volgende tips voor u een rij:

1. Zorg voor een veilige sfeer.
Een leerling met faalangst is bang voor afkeuring. Hoe minder hij bang is voor afkeuring, hoe minder last hij heeft van faalangst. Zorg dat er in de klas een sfeer wordt gecreëerd waarin kinderen fouten durven maken. Voer hier gesprekken over met de leerlingen. Als u bijvoorbeeld merkt dat er in de groep wel eens uitgelachen wordt, ga dan openlijk het gesprek aan over het verschil tussen ‘lachen en uitlachen’. Leerlingen hebben hier vaak zelf goede ideeën over. Door deze onderwerpen openlijk te bespreken ontstaat er een ruimte waarin kinderen zichzelf durven laten zien.

2. Spreek je verwachtingen uit.
Niets is zo spannend als niet weten wat er van je wordt verwacht. Zorg voor duidelijke, heldere regels in de klas. Wees ook met betrekking tot het schoolwerk duidelijk. Hoe moet het huiswerk gemaakt worden? Wat moeten ze precies leren? Wanneer moet het werk af zijn? Wat gebeurt er als ze hun werk een keer niet af hebben? Leer kinderen dat ze niet alles perfect hoeven te kennen en te kunnen! Faalangstige kinderen stellen voor zichzelf vaak al (te) hoge doelen.

3. Biedt de leerling structuur.
Structuur geeft zekerheid. Zorg dat leerling weet wat hij kan verwachten gedurende de dag. Breng ook structuur aan in opdrachten die de leerling moet maken. Dit doe je door de opdracht in stappen te verdelen. Bespreek de stappen
afzonderlijk. Geef extra uitleg indien dit nodig is.

4. Geef feedback.
Het klinkt simpel, maar geef het kind feedback op zijn handelen en werk. Vertel nadrukkelijk wat er goed ging en geef het kind handvaten om dingen (nog) beter te doen. Wees niet zuinig met complimenten. Als er iets niet goed is gegaan, leg het kind dan ook uit waarom het niet goed is gegaan.

5. Creëer succeservaringen.
De laatste tip, maar zeker niet minder belangrijk: zorg dat het kind ruimte heeft om succeservaringen op te doen. Dit doe je door situaties te creëren die niet fout kúnnen gaan. Zet het niet te laag in (het kind moet zich wel serieus genomen voelen), maar leg de lat zeker niet te hoog. Pas de opdrachten aan op het niveau
en tempo van het kind. Denk er zo nodig over na of je extra hulp kan bieden in de vorm van voorbeelden of uitleg. Begin met kleine stappen en breidt deze langzaam uit.
 

Meer informatie?
Meer weten over de omgang met kinderen met faalangst? Lees dan verder op de website onder het kopje “specialist in faalangst”. Voor meer informatie kunt u altijd contact op nemen met mij. Mail vrijblijvend naar: info@mesters.nl

_________________________________________________
 

Reageren?

Naam

E-mail

Reactie


 

 



 


  WEBLOG
 
 LINKS      

 

 

piekeren, vermoeidheid, lusteloosheid en geestelijke vermoeidheid, prikkelbaarheid, onrust en gejaagdheid, overactief zijn, niet stil kunnen zitten of staan, onvoldoende greep op uw leven hebben het gevoel hebben uit balans te zijn, neerslachtigheid, somberheid, angstgevoelens en onzekerheid , piekeren, concentratiestoornissen, geheugenverlies, slaapproblemen, neiging om moeilijke situaties te vermijden, niet meer kunnen genieten en kunnen, ontspannen, overmatig eten, roken, alcohol- en, koffiegebruik, relatieproblemen, verwerking van scheiding, overlijden of een andere ingrijpende, ervaring, lichamelijke klachten (zoals: hoofdpijn, spierpijn, maagpijn, benauwdheid, druk op de borst, duizeligheid en tintelingen in de armen en benen, overmatig transpireren, beverige of trillende handen, hartkloppingen, vaak verkouden en/of griep)